Uitgelicht: 'Pur ti miro'
Het slotduet is voor velen een onbetwist hoogtepunt van de opera. Toch staat het helemaal niet vast of Claudio Monteverdi dit duet zelf heeft gecomponeerd, en of het überhaupt wel de bedoeling was dat de opera met deze muziek zou besluiten. In de oorspronkelijke tekst van de opera, gepubliceerd door Gian Francesco Busenello, ontbreekt het duet. In twee handgeschreven partituren van de opera vinden we het duet wél, maar die zijn allebei niet van de hand van Monteverdi zelf, en stammen bovendien beide van bijna een decennium ná de eerste opvoeringen van de opera in Venetië in 1643. Het zou zomaar kunnen dat dit duet door een jongere tijdgenoot van Monteverdi is gecomponeerd en op enig moment aan de opera is toegevoegd. Mogelijk heeft het zelfs tijdens de eerste reeks opvoeringen al geklonken.
Gevlochten vocale lijnen
De grote vraag is dan: maakt het uit? Vinden we het duet opeens minder mooi als blijkt dat het niet van Monteverdi is? Luisteren we er met minder plezier naar? Want wie het ook heeft gecomponeerd: het is heerlijke muziek die perfect bij de opera en de personages past. De erotische spanning is bovendien overal duidelijk voelbaar. De twee vocale lijnen zijn bijna inwisselbaar, vlechten in en om elkaar. De tekst hoor je terug in de zanglijn, bijvoorbeeld op de sensuele vocalise in de regel ‘Pur t’annodo’ (Ik bind je aan mij), waarin de stem die samenbindende streng vormt. Op de momenten dat de twee stemmen elkaar dicht naderen klinken kleine dissonanten, een vocale wrijving die een bijna fysiek genot oproept, zeker als ze daarna weer overlappen en samensmelten.

Wat dat betreft was het een gouden greep van Monteverdi om de rol van Nerone voor een castraat te schrijven, een mannelijke zanger die door een medische ingreep vóór de puberteit de baard nooit in de keel had gekregen en zo nog steeds in een ‘vrouwelijk’ stembereik kon zingen. Want alleen zo kunnen twee zangers die ultieme samensmelting van dit duet bereiken. Tussen een sopraan en een tenor, de hoogste mannelijke stem onder normale omstandigheden, zou altijd een gat van een octaaf vallen, een onoverbrugbare vocale kloof waardoor de twee elkaar nooit helemaal zouden kunnen bereiken.
In producties in de twintigste eeuw, toen de opera werd herontdekt, werd de partij van Nero nog wel eens omgeschreven voor tenor, aangezien er eigenlijk geen mannelijke zangers waren die recht konden doen aan de uitdagingen van de partij. Maar daardoor ging wel dat prachtige effect van het elkaar benaderen, tegen elkaar wrijven en vervolgens samensmelten van de stemmen grotendeels verloren. Wat dat betreft kun je de rol dan beter door een vrouw laten zingen. En tegenwoordig zijn er steeds meer countertenoren die de hoge ligging van de partij prima aankunnen, en zo eigenlijk de oorspronkelijke bedoeling van de componist het dichtst benaderen.
Oor versus oog
Het is typisch voor deze opera dat we als publiek achter worden gelaten met een gevoel van opperste verwarring. Mogen we ons muzikaal laten meeslepen door deze twee weerzinwekkende personages? De muziek nodigt er zeker toe uit, maar na drie uur lang getuige te zijn geweest van de minder plezante kanten van Nerone en Poppea is het moeilijk je over te geven aan hun gezongen liefdesgeluk. Het is een dilemma dat we vaker in L’incoronazione di Poppea meemaken: wat het oor hoort en waar het van geniet klopt vaak niet met wat we zien op het toneel en weten van de personages. Aan ons de vraag wat we daarmee doen: kiezen we voor genot of geweten?